Het zwarte weekend

Mijn man had iets gelezen in de plaatselijk supermarkt, en zegt: ‘Zullen we vanmiddag na het eten naar Montefiorino gaan? Het is, “het zwarte weekend!”’

‘Zwarte wat?’ vraag ik, hem verbaasd aankijkend.

‘Het is zwarte truffelweekend, alle restaurants hebben dit weekend truffels op het menu staan, en er is een markt waar je truffels kan kopen!’

‘Leuk! Dan gaan we eerst naar het kasteel, daar is ook een museum, daarna gaan we naar de truffelmarkt, en ‘s avonds zoeken we een knus restaurantje op!’

‘Goed plan!’ zegt mijn man tevreden.

Na een half uurtje rijden zegt Mirco ineens: ‘Kijk, daar is het kasteel, daar gaan we naartoe, Lina!’

‘Wow, wat groot!’ zegt ze tegen haar broer. De kinderen praten enthousiast terwijl mijn man de auto parkeert tussen het centrum en een oude kerk, met voor het kerkje een speeltuintje.

‘Daar gaan we na afloop heen!’ zeg ik tegen ze, als ik hun blije gezichten zie. ‘Kom, dan gaan we het kasteel zoeken,’ zeg ik tegen hen en ik geef Lina een hand. ‘Hebben jullie het kasteel al gezien?’

‘Hier naar links mamma,’ wijst Mirco, hij geeft me ook een hand en trekt me mee!

‘En ik dan?’ vraagt Appie, ‘Krijg ik ook een hand van iemand?’ Lachend lopen we met zijn vieren op een rij de steile helling op en als we boven zijn gekomen, rusten we even in de schaduw. We genieten van het uitzicht terwijl de kinderen al naar de ingang zijn gelopen. Als ook wij de treden beklimmen om naar binnen te gaan, valt het me op dat er niemand is.

‘Is het kasteel wel open?’ vraag ik aan mijn man.

‘De poorten zijn los!’ zegt hij schouderophalend. Ik maak een paar foto’s en zie mijn gezin op de eerste verdieping. Ik loop onder een oude stenen poort door en zie een bordje: “Open en gratis entree”

Ik stap het kamertje binnen en zie een trap. Terwijl ik naar boven kijk, hoor ik mijn gezinnetje binnenkomen en ik vraag: ‘Ga je met ons mee, Appie? Of…,’

‘Laat mij maar…, ik kom wel naar boven maar in mijn eigen tempo, en als het niet lukt, dan zie ik jullie wel weer beneden!’ zegt hij diep zuchtend.

De kinderen gaan voorop en joelend de trappen op.

‘Pappa, ben je er nog?’ roept Mirco naar beneden.

‘Ja,’ zegt hij op een benauwde toon. De laatste trap is klein en steil en komt uit op het dak. Ik til Lina op en we kijken in het rond, dan komt ook Appie voorzichtig en bezweet boven. Ik glimlach naar hem en geef hem een knipoog.

‘Pappa!’ zegt Mirco blij, en hij wil naar zijn vader toe lopen.

‘Mirco, blijf maar bij mij, je vader heeft het erg moeilijk, met zijn hoogtevrees!’ Ik ben nog niet uitgesproken of Appie verdwijnt weer naar beneden.

Als we allemaal weer hand in hand tussen de marktkraampjes lopen, komt mijn man weer helemaal bij. Blij dat hij weer vaste grond onder zijn voeten heeft! Bij een kraam koopt Appie drie truffels en hij wisselt nog even recepten uit met de verkopers en andere kopers. Dan besluiten we naar het parkje voor de kerk te gaan. We kopen wat te drinken, en we gaan met de kinderen het speeltuintje in.

‘Joehoe, Mirco en Lina, we zitten hier!’ roep ik zwaaiend. Ze kijken ons aan en zwaaien vluchtig terug. We kijken naar onze kinderen, die zich helemaal uitleven.

‘Laten we de kerk gaan bezichtigen,’ zegt Appie een uur later. ‘Dan breng ik eerst de tas en het afval even naar de auto, daarna zoeken we een restaurant, want ik begin al trek te krijgen!’

‘Goed, ga ik de kinderen roepen!’ Ik loop naar Mirco en roep hem: ‘We gaan naar die kerk,’ zeg ik wijzend, ‘ik roep Lina even, oké?’ Hij knikt, en als mijn dochter in een klimrek links van me zit, zwaait Mirco rechts vanaf een glijbaan naar me. In de verte zie ik mijn man weer aan komen lopen. Ik wenk naar Lina, dat ze afscheid moet nemen van haar nieuwe vriendinnetje en ik kijk naar rechts, Mirco…? Ik kijk naar mijn man die nog zo’n dertig meter van me vandaan is en roep: ‘Waar is Mirco?’ We kijken in het rond, en we roepen luid zijn naam. Dan…, in een flits zie ik Mirco, heel in de verte, in paniek wegrennen, richting het centrum.

‘Daar!’ schreeuw ik wijzend naar mijn man, die rennend achter hem aangaat. Als Mirco zijn vader hoort, valt hij huilend in zijn armen. Ik loop naar ze toe en neem Mirco van mijn man over.

‘Lieverd, maar waar ging je nu naartoe, je moet nooit wegrennen! We laten je echt niet alleen hoor!’

‘Ik zag je…, niet meer!’ zegt hij, luid snikkend.

‘Maar ik stond naast je! Je zusje was er ook, die laten we toch ook niet alleen!’

‘Maar ik zag je niet meer!’ brult hij, nog paniekeriger. Ik sla mijn armen stevig om hem heen en kus zijn hoofd. Na een paar minuten zegt hij: ‘Gaan we naar huis, ik vind het hier niet leuk, alles is stom en ik wil hier nooit meer naar toe!’ Ik kijk naar mijn man en hij knikt.

‘Ja hoor lieverd, we gaan naar huis!’

Arme Mirco, hij had alles door elkaar gehaald, we zouden naar de kerk gaan, en na het eten naar het springkussen! Toen hij me niet meer zag was hij de kerk vergeten, en dacht hij dat we zonder hem waren vertrokken!

 

Sylvia