De Drakenberg
‘Kom verder,’ zegt Edgar, de eigenaar, terwijl hij me voorgaat loop ik achter hem aan, zijn huis binnen. Met elke stap die ik doe, ga ik meer terug in de tijd. Het huis is nog in zijn originele staat, donker ingericht en overal staat of ligt wel iets!
‘Kijk niet naar de troep want ik kan weinig dingen weggooien, ik heb overal wel een herinnering aan.’ Hij pakt twee glazen, een karaf met water uit de keuken en zet alles op een klein tafeltje neer, en hij pakt het boek dat daar ligt. Terwijl ik ga zitten op een zelfgemaakte houten stoel, zie ik Edgar staren naar de titel, die mij niets zegt.
‘Dit boek,’ begint hij, ‘heb ik van de schrijfster zelf gekregen. Het was een mooie jonge vrouw die in dit dorp kwam wonen, en voor die tijd, zo’n vijftig jaar geleden, ver vooruit was in haar doen en denken.’ De man zucht diep en gaat tegenover me zitten, aaiend met zijn hand over de afbeelding, waarvan ik het vermoeden heb dat het de schrijfster is.
‘Ze kon prachtig vertellen, maar nog mooier schrijven. Wanneer ik aan een boek van haar begon dan, wacht…’ hij slaat het boek open op de eerste bladzijde, en noemt daarbij zachtjes de titel: ‘Het geheim van de Drakenberg.’ Hij kijkt even op, legt zijn hand op mijn arm en zegt: ‘Luister, misschien begrijp je wat ik bedoel!’ en hij begint voor te lezen.
‘Alex keek naar de bloesems die hier en daar uit begonnen te komen, terwijl de sneeuw nog overal lag. Lang zal het niet meer duren, het is tenslotte al eind april, denkt hij bij zichzelf, als hij de warmte van de zon op zijn gezicht voelt.
Een koude rilling loopt van top tot teen door Alex heen als hij naar de Drakenberg staart, iets waar hij het laatste jaar veel last van heeft.
Alex, een mooie jongeman van negentien jaar, was op zoek naar een verloofde en reed op zijn paard over de Drakenberg, toen zijn merrie plotseling stil bleef staan en hij nog net zijn evenwicht kon bewaren om niet van zijn lievelingsdier te vallen.
Als hij zich langzaam van het zadel laat glijden, ziet hij de angst in de ogen van zijn paard. Voorzichtig en ongemakkelijk kijkt hij om zich heen en loopt enkele stappen naar voren. Hier en daar hoort hij geritsel in de bomen en in de verte ziet hij een everzwijn voorbijgaan. Alex kijkt weer naar zijn merrie die onrustig haar oren beweegt. Hij haalt diep adem en ruikt iets zoets, iets vreemds!’
Onbewust haal ik diep adem en ruik de geur van het oude huis.
‘Alex zet zijn alpinopet recht en…
Hij wordt wakker omdat zijn donkergroene rijkostuum nat en koud aanvoelt, hij ligt op zijn buik en zijn hoofd bonkt. Voorzichtig tilt hij zijn hoofd op en ziet zijn paard rustig grazen, daar waar het jonge gras tussen de sneeuw zichtbaar is. Alex probeert voorzichtig rechtop te gaan zitten maar de duizeligheid houdt hem tegen en hij valt weer met zijn gezicht in een voetafdruk, die weeïg ruikt, maar de nieuwsgierigheid doet hem toch weer rechtop zitten. De voetsporen van zijn merrie en de plek waar hij gelopen heeft, zijn nog goed zichtbaar, maar wat ziet hij daar? Zijn hart begint onrustig te kloppen, daar is die geur weer, zelfs zijn lichtbruine paard spitst haar zwarte oren en stopt dan met eten.’
Ik hang met ingehouden adem aan Edgar zijn lippen, ik zie Alex in zijn rijkostuum van meer dan een eeuw geleden, zijn donkergroene alpinopet met een bruine veer van een valk, tussen het riempje geklemd, op de grond naast hem liggen. Ik voel zijn angst als ik even naar een op een nimf lijkende kei kijk, die naast een oude kist staat.
‘Alex kijkt naar de kleine voetsporen die van rechts zijn gekomen, en achter hem zijn opgehouden. Verschrikt gaat hij verzitten en kijkt in de ogen van…
Het meisje kijkt hem verleidelijk aan, maar dan begint ze vreselijk hard te schreeuwen, waardoor zijn paard begint te steigeren! Alex staat abrupt op om de teugels van zijn geschrokken dier te pakken en het te kalmeren, als het meisje, met glanzende bruinzwarte haren, wegrent in de richting van een berghut. Alex loopt met de merrie aan zijn zijde voorzichtig naar die hut, het meisje intrigeert hem, ondanks de angst die hij diep in zichzelf voelt. Hij knoopt de teugels aan een boom, geeft zijn paard een aai over haar snuit, en loopt naar de ingang van de hut die van prachtig oud beukenhout is gemaakt. Hij klopt aan en als de deur krakend en langzaam opengaat, komt die zoete geur hem tegemoet. In trance zet hij een stap in het huisje en als hij rondkijkt schrikt hij vreselijk van de gedaante die hem naar binnen trekt en de deur sluit.’
‘Boem!’ Ik schrik op als Edgar het boek dichtslaat en de geur van het huis mij terugbrengt in het heden.
‘Sorry dat ik u dit verhaal zo opdring, maar als ik eenmaal begin, weet ik niet meer te stoppen!’
‘Het geeft niet, ik vond het wel spannend!’
‘Ja, het is een legende die over de Drakenberg gaat. Zal ik u de rest van het huis laten zien?’ Samen lopen we door zijn woning met de vele op- en afstapjes. Het huis, anno achttientweeënnegentig, trekt me aan door de geheimzinnigheid die er heerst! Ik geeft Edgar een hand en bedank hem voor de rondleiding. Als hij zakt met de vraagprijs zou het iets voor ons kunnen zijn, denk ik.
Wanneer ik het pad afloop en naar ons huisje toe ga, kijk ik naar de Drakenberg en…, een koude rilling gaat door me heen!
Sylvia