Sylviaderijk.com

Na al die jaren…

 

Verbaasd kijkt hij naar het beeldscherm en mompelt zachtjes: ‘Maar kijk nou, dat had ik nooit verwacht!’ Zenuwachtig klikt hij op haar naam, nadat hij die in Google had ingetikt en meerdere links had gevonden. Met ingehouden adem kijkt hij naar één van haar websites die zich langzaam opent. Als dan ook haar foto duidelijk wordt voelt hij een tinteling door zijn hele lichaam gaan.

‘Mijn god,’ mompelt hij weer. ‘Nog steeds van die mooie ogen en die glimlach…’ Pieter voelt een prikkeling in zijn ogen en knippert snel om de opkomende tranen binnen te houden. In gedachten ziet hij Susan weer voor het eerst zijn afdeling op komen lopen. Een beetje nerveus sprak ze hem aan met de vraag, waar ze zich moest melden. Stotterend had hij naar het kantoortje van zijn chef gewezen en met zijn ogen had hij haar gevolgd tot ze uit het zicht verdwenen was. Na een mislukt huwelijk dacht Pieter dat hij niet gemaakt was voor relaties, maar nu hij haar zag was hij op slag verliefd geworden. Dagen gaan voorbij voordat hij haar weer ziet, maar als ze elkaar ineens weer tegenkomen bij de koffieautomaat, voelt hij de vlinders niet alleen in zijn buik maar door zijn hele lichaam.

‘Hoi, ik ben Susan,’ en ze steekt haar hand uit. ‘Bedankt nog dat je me maandag de weg naar het kantoor wees, het is hier zo’n doolhof!’ en glimlachend kijkt ze hem aan. Betoverd door haar mooie ogen steekt Pieter in trance zijn hand uit, en als hij haar zachte hand voelt weet hij niets meer te zeggen. Van schrik laat hij haar hand los als het apparaat piept en de koffie klaar is.

‘Wil je ook een bakkie?’ vraagt ze, en kijkt hem schuin aan, terwijl ze haar bekertje pakt.

‘Ja,’ zegt hij schor, en blijft dan doodstil staan, als ze ineens naar voren komt en een stofje van zijn overall veegt. Die aanraking op zijn schouder voelt hij door zijn hele lichaam.

‘Hoe heet je?’ vraagt ze. Geschrokken van haar vraag zegt hij: ‘Wat ben ik ook een boer hè!’ en steekt nogmaals zijn hand uit.

‘Ik ben Pieter en werk daar in de laatste hal,’ zegt hij, achter hem wijzend. ‘Sorry dat ik me niet voorstelde, maar…,’ hij stopt abrupt met praten als zijn collega naast hem komt staan.

‘Is dat nou de vrouw die je hart laat smelten?’ fluistert Koos. Geërgerd kijkt Pieter zijn collega, die ook zijn beste vriend is, aan.

Beiden kijken op als ze Susan ineens horen zeggen: ‘M’n koffietijd zit erop, Pieter, ik spreek je vanmiddag na het werk wel!’ en verbijsterd laat ze beide mannen achter.

Die dag ging zo traag voorbij, weet Pieter zich te herinneren. Hoe meer hij aan haar dacht, des te meer hij niet wilde gaan. Bang om afgewezen te worden zei hij tegen Koos: ‘Ik denk dat ik maar overwerk vandaag, dan…,’

‘Niks daarvan, je gaat, punt uit!’ zegt zijn vriend, hem onderbrekend en met een vreemd lachje.

Pieter klikt op wat pagina’s van Susan’s site en opent dan haar fotoalbum. Meteen, op de eerste foto, herkent hij haar wazige blik, als ze op het strand naar de zee staart. Met een diepe zucht ziet hij zichzelf weer lopen met haar, nadat ze elkaar op het parkeerterrein hadden getroffen. Om geen vragen van zijn collega’s te krijgen vroeg hij haar om mee naar het strand te gaan. Uren hadden ze gelopen en gekletst, tot ze uiteindelijk weer bij haar auto, de enige op het grote parkeerterrein, aankwamen.

‘Ik vond het heel gezellig, Pieter,’ zei ze zachtjes, toen ze naar hem toeliep en dicht bij hem ging staan.

‘Ik ook,’ antwoordde hij verlegen. Susan keek hem aan, ging op haar tenen staan en kuste zijn warme lippen. In een vlaag van verwarring en verlangen sloeg Pieter z’n armen om haar heen en kuste haar innig terug. Een vonk van liefde sloeg over en er volgde een vrijpartij van tederheid en ware gevoelens. Toen Pieter even opkeek zag hij achter haar de zon ondergaan en vroeg, haar aankijkend: ‘Wil je met mij mee naar huis?’ Een antwoord kwam er niet, maar in stilte reed hij met zijn motor naast haar. Zijn hand op het openstaande raam van het portier, en Susan had haar hand op de zijne gelegd en hem steeds verlangend aangekeken.

Pieter zet zijn pc uit en kijkt nog lang naar het zwarte scherm. Susan was met hem naar huis gekomen en was niet meer weggegaan. Vijf jaar lang hadden ze een perfecte relatie, maar toen ging ze bij hem weg.

Wrijvend op z’n voorhoofd zegt Pieter teleurstellend tegen zichzelf: ‘Ik wilde huisje, boompje, beestje, en zij wilde leven, van alles genieten en de wereld ontdekken, ik was gewoon te oud voor haar.’ Een kleine glimlach komt op zijn gezicht als hij haar weer hoort zeggen: ‘Oud, welnee, zeven jaren maar!’

Pieter loopt naar buiten, start zijn motor en rijdt dan met een dubbel gevoel naar het parkeerterrein, waar hij nooit meer naar toe is gegaan, nadat het over was met Susan. Hij parkeert z’n motor en gaat op het stoepje ernaast zitten, denkend aan wat hij heeft bereikt in z’n leven. Hij was opnieuw getrouwd en vijf jaar later weer gescheiden, had wat losse relaties gehad, veel gewerkt en weinig van de wereld gezien.

Met een zucht sluit hij z’n ogen, zijn hoofd steunend op zijn gebogen knieën en roept haar naam.

‘Riep je mij?’ hoort Pieter ineens zachtjes zeggen. Langzaam richt hij zijn hoofd omhoog en kijkt naar de vrouw die hij nog geen uur geleden op z’n computer heeft gezien. Hij volgt haar met z’n ogen en als ze naast hem gaat zitten, kijkt hij haar verward aan. Zijn mond gaat open, maar de woorden haperen in zijn keel.

‘Hoi Pieter, hier ben ik dan, vandaag, precies dertig jaar geleden, zoals ik je het heb beloofd.’

‘Maar ben je mij dan niet vergeten, je reist toch de hele wereld over met je workshops, je zat toch ergens in Europa, las ik vanmiddag?’ zegt hij, van de hak op de tak springend.

‘Jou vergeten kan ik niet, want jouw liefde zit in mijn hart. Ik proef nog steeds jouw tranen op m’n lippen, toen ik ze kuste en van je weg ben gegaan. Ja, ik heb de hele wereld gezien, maar altijd was je bij me!’ Ze pakt een klein plastic mapje uit haar jaszak en opent dit. Stomverbaasd kijkt hij naar een foto van hun beiden met op de achterkant geschreven de datum en de tijd van vandaag. Dan staat hij op, opent het koffertje van zijn motor en haalt er zo’n zelfde mapje uit. Als hij zich omdraait en het mapje opent zegt hij: ‘Ik heb het nooit weggegooid, ik hoopte dat je onze afspraak, om elkaar te zien, nooit zou vergeten! Ik weet zelfs nog wat je zei, “Als we elkaar over dertig jaar weer zien, en de vonk is er nog, dan zullen we samen heel oud met elkaar worden!”’ Ze kijken elkaar heel lang aan, dan gaat Susan nog dichter bij hem staan en zegt, terwijl haar tranen over haar wangen rollen: ‘Ik hou van je.’

‘Ik ook van jou,’ zegt Pieter, terwijl ook bij hem de ogen nat worden. Dan kust hij haar innig, waardoor hun tranen elkaar raken en samenvloeien in fluwelen druppels, die rozig gekleurd zijn, omdat achter hen de zon ondergaat.

 

Sylvia